Bij het vak Theorie Der Kunsten staat het eerste kwartaal de hedendaagse kunst centraal. Aan het einde van de periode moet een museumverslag ingeleverd worden (zie bijlage A). In dit verslag wordt het bezochte museum, de tentoonstellingen en één van de kunstwerken beschreven. (Mijn berichten over het museumbezoek zijn stukje uit het verslag.)
1. Motivatie
Een aantal tentoonstellingen spraken mij aan, waaronder de tentoonstelling van Hans op de Beeck in het Centraal Museum Utrecht. Ik las op de website van het museum dat naar aanleiding van de tentoonstelling een debat georganiseerd is over technologie als vanzelfsprekend verlengstuk van ons lichaam. Dat lijkt mij een heel boeiend debat! Waarom hoor je de termen ‘RSI’ en ‘muisarm’ zo vaak? Toen ik opgroeide hadden veel mensen geen computer, nu heeft iedereen bij mij thuis er één. Wat in de toekomst nog meer vanzelfsprekend gaan worden?
Helaas kan het debat niet bijwonen. Mijn oma viert die dag haar 80e verjaardag, waarvoor een grote familiereünie is georganiseerd. Desalniettemin; het feit dat een kunstwerk dít debat te weeg brengt vindt ik veelbelovend voor de tentoonstelling. Het is ander soort kunst dan wat ik normaal maak en waar naar toe zou gaan. Op de site van het Centraal Museum krijg je bij zijn filmpje sfeervolle muziek te horen. Wat is Hans op de Beeck zijn kijk op de samensmelting van mens en machine? Hoe beeld hij dit uit? Ik heb afgestudeerd als kunstzinnig therapeut. Hierbij is een belangrijke gedachtegang dat iemand natuurlijk kan genezen op zijn eigen krachten. Kunstwerken waar een emotie uit spreekt spreken mij over het algemeen erg aan. Hoe zal dat zijn bij zijn werk? Ik ben benieuwd naar zijn combinatie van techniek, rationeel denken en gevoel, emotie.
zondag 6 januari 2008
dinsdag 30 oktober 2007
Museumbezoek
2. Het museum
Het Centraal Museum in Utrecht bestaat sinds 1838 en is daarmee het oudste stedelijk museum van Nederland. Het museum bezit een rijke en gevarieerde verzameling oude, moderne en toegepaste kunst en heeft bovendien collecties mode en stadsgeschiedenis. Het museum bestaat uit een verzameling gebouwen rond een grote binnentuin. Het Centraal Museum bezit verder de grootste collectie Rietveld-ontwerpen in de wereld en beheert het Dick Bruna huis, en Landhuis Oud- Amelisweerd.
Hoe langer ik door het museum liep, hoe meer ik mij steeds opnieuw verbaasde over hoe bijzonder bijna alle voorwerpen in het museum zijn. Dat valt pas op als je goed oplet. Bijvoorbeeld de toiletten; die zijn erg bijzonder
qua vormgeving.
Veel voorwerpen liep ik in eerste instantie gewoon voorbij. Toen ik er voor een tweede keer langsliep (samen met Valarie) vielen ze me pas op. Neem bijvoorbeeld de gang waarbij je door loopt om naar de tentoonstelling van Hans op de Beeck te gaan (zie foto op de volgende bladzijde). In de gang staan een aantal stoelen. Eerst liep ik voorbij en dacht ik; grappig, allemaal verschillende stoelen. Maar als je goed kijkt, zie je dat er aan iedere stoel iets heel bijzonders is. Zo zijn er bijvoorbeeld twee stoelen gedemonteerd en zijn de spijlen van de rugleuningen door elkaar geweven. Die zag ik niet in één oogopslag; dan lijken de stoelen gewoon tegen elkaar aan te staan.
3. Hét werk
Ik ben vooral lang bij 'Extentions 2' van Hans op de Beeck blijven plakken. Zoals je op de foto’s kunt zien is de ruimte waarin de tentoonstelling van Hans op de Beeck staat vrij donker. De muren zijn grijs geverfd en er is niet veel licht. Op de achtergrond hoor je machinale geluiden. Dit geluid hoort bij het kunstwerk Extentions 1.
Toen ik de trap opliep, het geluid hoorde en het grijze kunstwerk, de installatie zag, was ik niet gelijk erg onder de indruk. Het werk kwam kil over. Het is niet echt aantrekkelijk, totdat je goed gaat kijken. Ik ging begon voorwerpen te herkennen; een bekertje, een chipszakt en zelfs een papier vliegtuigje. Alles in het grijs. Het was voor mij alsof ik een teken
van leven zag. Dat maakt het voor mij interessant.
Ik vind het knap hoe Op de Beeck een combinatie heeft weten te maken tussen strak design (de technologische apparaten) en het realisme van sommige voorwerpen. Sommige voorwerpen zijn erg gestileerd, zoals bijvoorbeeld de printer, die een afstandelijk gevoel geven. Andere voorwerpen zijn juist er realistisch weergegeven, zoals de asbak met uitgedrukte sigaretten .
Vanzelf zag ik sigarettenpeuken voor me zoals je ze meestal ziet; oranje. Wat apart! Ik ging kleuren ‘zien’ en ervaren, terwijl alles grijs en grauw is. Als je van een afstandje kijken blijft het toch
allemaal grauw. Vanaf iedere kant zie je weer iets nieuws. Er is wel steeds een bepaalde regelmaat tussen stilering en levensechte voorwerpen. Er is duidelijk nagedacht over de plaatsten van de voorwerpen. Zelfs als je onder het bureau kijkt, naar de draden, heeft het iets moois. Er is duidelijk sprake van vormgeving, al lijkt dat op het eerste gezicht misschien niet zo. Het werk heeft iets afstandelijks, is niet aantrekkelijk, maar toch vind ik het mooi. De belichting vind ik ook erg bijzonder. Het nachtelijke sfeertje vindt ik wel interessant. Hoe zou hij er op gekomen zijn? Zou het zijn eigen bureau zijn, maar dat wat bewuster voorgegeven?
Een meneer die bij het museum werkt vertelde me dat sommige voorwerpen écht zijn. Er is gewoon met grijze verf overheen gespoten. Daar had ik helemaal niet bij stilgestaan. Wat een goed idee!
Hoe langer ik door het museum liep, hoe meer ik mij steeds opnieuw verbaasde over hoe bijzonder bijna alle voorwerpen in het museum zijn. Dat valt pas op als je goed oplet. Bijvoorbeeld de toiletten; die zijn erg bijzonder
Veel voorwerpen liep ik in eerste instantie gewoon voorbij. Toen ik er voor een tweede keer langsliep (samen met Valarie) vielen ze me pas op. Neem bijvoorbeeld de gang waarbij je door loopt om naar de tentoonstelling van Hans op de Beeck te gaan (zie foto op de volgende bladzijde). In de gang staan een aantal stoelen. Eerst liep ik voorbij en dacht ik; grappig, allemaal verschillende stoelen. Maar als je goed kijkt, zie je dat er aan iedere stoel iets heel bijzonders is. Zo zijn er bijvoorbeeld twee stoelen gedemonteerd en zijn de spijlen van de rugleuningen door elkaar geweven. Die zag ik niet in één oogopslag; dan lijken de stoelen gewoon tegen elkaar aan te staan.
3. Hét werk
Toen ik de trap opliep, het geluid hoorde en het grijze kunstwerk, de installatie zag, was ik niet gelijk erg onder de indruk. Het werk kwam kil over. Het is niet echt aantrekkelijk, totdat je goed gaat kijken. Ik ging begon voorwerpen te herkennen; een bekertje, een chipszakt en zelfs een papier vliegtuigje. Alles in het grijs. Het was voor mij alsof ik een teken
Ik vind het knap hoe Op de Beeck een combinatie heeft weten te maken tussen strak design (de technologische apparaten) en het realisme van sommige voorwerpen. Sommige voorwerpen zijn erg gestileerd, zoals bijvoorbeeld de printer, die een afstandelijk gevoel geven. Andere voorwerpen zijn juist er realistisch weergegeven, zoals de asbak met uitgedrukte sigaretten .
Vanzelf zag ik sigarettenpeuken voor me zoals je ze meestal ziet; oranje. Wat apart! Ik ging kleuren ‘zien’ en ervaren, terwijl alles grijs en grauw is. Als je van een afstandje kijken blijft het toch
Een meneer die bij het museum werkt vertelde me dat sommige voorwerpen écht zijn. Er is gewoon met grijze verf overheen gespoten. Daar had ik helemaal niet bij stilgestaan. Wat een goed idee!
zondag 28 oktober 2007
Beschouwelijk stuk
TDK – hedendaagse kunst; beschouwelijk stuk
VOOR: Mevrouw Revers
VAN: Anoeshka van Unen
VOOR: Mevrouw Revers
VAN: Anoeshka van Unen
Wanneer trekt kunst je aan?
Kunst is er in verschillende vormen, maten, stijlen enzovoorts. Iemand kan een bepaald kunstwerk heel mooi vinden, terwijl hetzelfde kunstwerk een ander weinig doet. ‘Smaken verschillen’ is een argument dat je vaak hoort. Ik vraag me af hoe dat kan. Waarom vindt iemand een kunstwerk mooi en kan diegene met dat ‘vooroordeel’ wel van alle kunst genieten?
Voor het vak TDK kreeg mijn klas de opdracht om negen weken lang alle artikelen uit het NRC handelsblad (vrijdaguitgave) en de Volkskrant (donderdaguitgave) over beeldende kunst, design en architectuur te verzamelen. Ik vond dit niet een hele leuk opdracht, omdat deze mij verplichtte om artikelen te gaan lezen die me niet aantrekkelijk leken. Toch heb ik het gedaan, want het moest.
Naar aanleiding van het lezen van twee krantenartikelen ben ik na gaan denken over iets voorkeur voor bepaalde kunstwerken, bepaalde literatuur en degelijke. Het eerste artikel* komt uit de Volkskrant en gaat over de Documenta die jaarlijks in Kassel wordt georganiseerd. Er wordt in dit artikel beschreven dat er in de aankondiging van de Documenta geen bekende namen voorkomen. De auteur schrijft ‘ Nee, ik had ook niet veel zin in de Documenta. Want de voortekenen waren niet best. Het begon er mee dat de twaalfde aflevering van ’s werelds meest prestigieuze kunstevenement was georganiseerd door Roger M. Breugel, een curator van wie niemand ooit had gehoord. (...) .hun voornaamste statement was dat ze alle habitués uit het programma hadden gegooid. (...) En ook de hedendaagse usual suspects (...) werden genegeerd. Zo bleef er weinig over om naar uit te kijken,’
Bij mij reist de vraag; ga je alleen naar een tentoonstelling als je weet dat er werken hangen die jij mooi vindt? Is kunstbeschouwing en kunstwaardering zó subjectief? Dat is wel erg kortzichtig!? Aan de andere kant; is het misschien niet meer dan logisch om naar de werken te gaan waarvan je denkt dat ze je aan zullen spreken?
Uiteindelijk bleek de Documenta volgens de auteur ‘ rampzalig – of beter: rampzalig goed’. Hij vertelt over de weerzin die hij had om naar het evenement te gaan, maar dat hij onverwachts verschillende malen ‘pats’ geraakt wordt door een schilderij. ‘Het zijn klappen van verwarring. Van het op zijn kop zetten van verwachtingen. Van het herijken van bekende waarden. (...) Kijk dan, zeggen Buergel en Noack: is dit werk minder, alleen omdat het niet werd gemaakt in de westerse mainstream? Hoe groot is de macht van geld en reputatie? Kijken we eigelijk nog wel naar kunst? Naar haar verlangen en betekenissen?’ Het bleek de Documenta van de genegeerde kunstenaars te zijn. ‘ Ook de kunstwereld zoekt wanhopig houvast in bekende namen, oude thema’s, klassieke lijnen. En als die ontbreken raakt zin in verwarring. Terwijl je makkelijk kunt volhouden dat verandering en verassing tot de belangrijkst verworvenheden van de kunst behoren.’
Het tweede artikel** gaat over de ontdekking van beeldend kunstenaar Gert Jan Kocken dat een aantal kunstwerken dat de Beeldenstorm heeft overleefd – en waarvan de beschadigingen nog zichtbaar zijn – uiterst gering is. Een citaat uit dit artikel; ‘De man die zich ooit liet vereeuwigen is een schim geworden. Het merkwaardige is dat juist dit exemplaar het eerste 16de-eeuwse portret is dat mijn aandacht weet vast te houden. (...) De plaatsing ervan binnen een groot overzicht van moderne kunst maakt het een provocerend werk. Het ontlokt vragen over de aard van kunst: hoe lang moet een kunstwerk meegaan? Moet alles wel gerestaureerd worden? En doet de intentie van de kunstenaar er eigelijk wel toe? Voor een kunstenaar is het confronterend dat een beeld dat geen intentie heeft kunst te zijn, zo krachtig is. Er is bijna niets van dit schilderij over en toch provoceert het. Hoe kan het, dat iets wat er bijna niet is zoveel kan losmaken in mijn gedachten?
Als iemand zich raad weet met deze vragen is het beeldend kunstenaar Gert Jan Kocken (Ravenstein, 1971). Bij hem is het beeld nooit alleen het beeld zelf. Hij biedt beelden aan als aanzetten tot gedachten.’ Knocken besloot een aantal van de beelden te fotograferen en er een fotoserie van de maken. Knocken gebruikt de moderne kunst om het verleden opnieuw te laten spreken. Hij confronteert je met je eigen denkwijze. Want uiteindelijk blijkt dat de figuren niet zonder gezicht zijn: ze hebben alle gezichten die je verbeelding tevoorschijn haalt. Kocken presenteert, meer dan beelden, manieren om ernaar te kijken.
Ik denk ook dat dit voor veel kunstwerken klopt; een kunstwerk dat je aanspreekt is het kunstwerk wat iets bij je los maakt. Het heeft volgens mij voor een groot deel te maken met herkenning. Het gevoel van meesterwerken, zoals ‘De Schreeuw’, is voor veel mensen herkenbaar. Over het begrip archetypen zal ik verder niet uitwijden, maar waneer komt het voor dat een kunstwerk mij wel aanspreek, maar degene naast mij niet?
Dit was bij mij het geval bij een artikel*** uit het NRC over de bezielde objecten van Louise Bourgeois. Een klasgenootje van mij, vroeg mij bij toeval wat ik van dat artikel vond. Zij vond het artikel niet veelzeggend, terwijl het artikel mij toevallig juist erg aansprak! Vooral de volgende citaten treffen mij erg: ‘Dit is geen beeldhouwkunst meer, dacht ik een paar keer, dit is magie hekserij. (...) Toch bieden al deze beelden dezelfde sensatie; alsof Bourgeois geen sculpturen maakt, maar de materie met leven bezield, alsof haar objecten geen medeleven of interpretatie nodig hebben, maar zichzelf in je leven naar binnen dringen om je direct in je onderbuik te raken. (...) ‘I am still a girl trying to understand myself.’ Dat is de crux van haar werk: het is een zoektocht naar haar verleden en een poging dat leven alsnog te beheersen. Maar dan niet al te opzichtig of eenduidig. Dat maakt Bourgeois juist zo goed: bij haar beelden en tekeningen heb je enerzijds het gevoel dat ze een brug naar een andere wereld slaan, maar tegelijk is het of diezelfde werken haar diepste angsten en twijfels over de wereld af moeten schermen. Omdat ze er zelf ook bang voor is. Omdat beheersing haar lam zou kunnen slaan.’
Doet de intentie van de kunstenaar er eigelijk toe als je naar een kunstwerk kijkt? Ik denk het niet. Ik denk dat jouw eigen levenservaring een grotere rol speelt. Het werk spreekt je om de een over andere reden aan. Toch kan een tentoonstelling waarvan je de kunstenaar je niet kent je onverwachts verrassen, soms als je wat langer kijkt, al trekt het beeld of de tentoonstelling je in eerste instantie niet aan. Op deze manier leer je meer, ook over jezelf.
Mijn blikveld is weer wat breder geworden. Ik hoop dat dit zo blijft. Zoals in het eerste artikel beschreven staat; je kan volhouden dat verandering en verassing tot de belangrijkst verworvenheden van de kunst behoren.
Bronnen:
* Volkskrant, donderdag 13 september 2007; Het kunst van het vernielen
** NRC Handelsblad, vrijdag 14 september 2007; Vergeet de bekende namen
*** NRC Handelsblad, vrijdag 26 oktober 2007; Met voodoo vader straffen
vrijdag 26 oktober 2007
vrijdag 14 september 2007
donderdag 13 september 2007
Abonneren op:
Posts (Atom)